Wetenschappelijke (?) analyse van de stemgroepen

Op internet staat een interessante analyse van de karakters van verschillende stemgroepen in een koor. Geintje maar stiekem ook wel een beetje herkenbaar. Wie in een gemengd koor zingt, heeft altijd drie vijanden...

In een koor heb je vier stemmen: sopraan, alt, tenor en bas. Eigenlijk zijn er nog veel meer: bariton, contralto, mezzosopraan, countertenor, countercountertenor en ga zo maar door, maar die onderverdeling wordt vooral gebruikt door mensen die lid zijn van een of ander elitair kamerkoor, of door zangers die een excuus nodig hebben omdat ze niet in een van de gewone stemgroepen passen. We laten ze hier dus weg. Elke stem heeft een eigen karakter. Dat zit zo.

DE SOPRANEN zijn degene die het hoogst zingen, en daarom denken dat de wereld van hen is. Ze hebben langer haar en gekkere oorbellen dan de rest en voelen zich beledigd als ze niet in elk systeem minstens één hoge F mogen zingen. Als ze dan een hoge noot hebben, houden ze die minstens anderhalf keer zo lang aan als de componist en/of de dirigent vraagt, en klagen daarna over keelpijn en dat de componist en de dirigent een stel sadisten zijn. Voor sopranen zijn alten wat tweede violen in een orkest zijn voor de eerste violen - leuk voor de samenklank, maar eigenlijk overbodig. Tenoren daarentegen kunnen altijd van pas komen. Niet alleen vanwege de flirtmogelijkheden (iedereen weet dat sopranen noot met bassen flirten); sopranen zingen graag duetten met tenoren omdat die ergens onderaan in het sopraanbereik hun best staan te doen, terwijl sopranen in de stratosfeer de show stelen. Bassen zijn uitschot: ze zingen te hard, vinden de sopranen. Sowieso is er iets mis met types die in de F-sleutel zingen.

DE ALTEN zijn het zout der aarde - althans, dat vinden ze zelf. Alten zijn bescheiden types die het liefst in spijkerbroek naar een concert zouden gaan. Ze zijn zich ervan bewust dat de andere stemgroepen denken dat hun partij meelijwekkend makkelijk is. Zelf weten ze beter: terwijl de sopranen de aandacht trekken met een hoge A moeten de alten ingewikkelde passages vol kruisen, mollen en ritmische trucjes zingen, die niemand hoort omdat de andere partijen er veel te hard doorheen zingen. Stiekem vinden alten het leuk om samen te spannen tegen de sopranen, zodat die vals lijken te zingen. Verder wantrouwen alten de tenoren, omdat die in bijna hetzelfde bereik zingen en denken dat ze dat beter doen. Alten zingen graag duetten met bassen; ze produceren toch niet meer dan een soort gebrom en dan kun je de alten lekker goed horen. De grote klacht van alten is dat ze altijd met teveel zijn en daarom nooit eens echt los mogen gaan.

DE TENOREN zijn verwend, zo simpel is het. Ze zijn altijd met te weinig, dus verkopen dirigenten nog liever hun ziel dan dat ze een middelmatige tenor wegsturen, terwijl je zó een paar alten van ze kunt krijgen. Om onbekende redenen zijn de paar tenoren die die er wél zijn altijd heel erg goed - helaas. Het is dus niet zo vreemd dat tenoren altijd naast hun schoenen lopen, en bovendien, wie anders kan de sopranen aan het zwijmelen brengen? Waar tenoren wel onzeker van worden is de aantijging (meestal van een bas) dat iemand die zo hoog zingt onmogelijk een echte man kan zijn. Tenoren hebben al net zo'n haat-liefde verhouding met de dirigent als met de sopranen; hij laat de tenoren immers altijd hard zingen omdat ze maar met zo weinig zijn. Sinds mensenheugenis heeft dan ook geen enkele dirigent de tenoren in een forte-passage kort gehouden. Wist je trouwens dat tenoren tijdens het zingen meer met hun wenkbrauwen bewegen dan andere koorleden?

DE BASSEN zingen het laagst van iedereen. In feite verklaart dat alles. Bassen zijn flegmatieke, betrouwbare mensen met meer haar op hun gezicht dan wie ook. Bassen voelen zich altijd en eeuwig onder­gewaar­deerd, terwijl ze eigenlijk de belangrijkste stemgroep zijn (een standpunt gedeeld door musicologen, maar niet door de sopranen en tenoren), hoewel ze de saaiste partij zingen van allemaal en vaak dezelfde toon pagina's lang moeten aanhouden. Dit compenseren ze door zo hard mogelijk te zingen - diep van binnen zijn veel bassen eigenlijk tubaspelers. Ze zijn meer gesteld op de alten - behalve als ze samen een duet hebben en de alten de mooiste partij krijgen. De sopranen leven in een parallel heelal dat de bassen ver boven de pet gaat. Ze snappen niet dat iemand überhaupt zo hoog wil zingen en bereid is zo uit de bocht te vliegen als het fout gaat. Als een bas iets verkeer doet, wordt het gedekt door de andere partijen en kan hij vrolijk doorgaan, omdat hij weet dat hij op een of andere manier toch wel weer uitkomt bij de grondtoon.

Niet toegestaan!